Een inspecteur van de Arbeidsinspectie heeft op 7 oktober 2002 voorgenomen werkzaamheden laten stilleggen. Volgens de Arbeidsinspectie was er sprake van ernstig gevaar voor personen. De werkgever is het hier niet mee eens en stelt beroep in bij de Rechtbank te Utrecht. Tevergeefs. Vervolgens gaat hij in hoger beroep bij de Raad van State. Dit rechtscollege oordeelt op 15 december 2004 het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. De Minister heeft aan het zwaarwegende belang van het voorkomen van een gevaarlijke situatie voor personen een doorslaggevend gewicht mogen toekennen.