Een spoorwegonderneming die zich toelegt op goederenvervoer wenst de werkzaamheden van de financiële afdeling naar Warschau te verplaatsen. Op het moment dat de ondernemingsraad zijn adviesrecht hieromtrent wil uitoefenen, stelt de bestuurder zich op het standpunt dat de OR heeft opgehouden te bestaan, omdat de onderneming in Nederland onder de instellingsgrens van de Wet op de ondernemingsraden is gezakt. Tegelijkertijd vraagt men wel advies aan de ondernemingsraad. Mede omdat dit advies te laat wordt gevraagd gaat de ondernemingsraad naar de Ondernemingskamer.