Een ambtenaar heeft in het verleden afspraken gemaakt over de wijze waarop met zijn reiskosten wordt omgegaan. Dit omdat hij in het kader van een reorganisatie een wijziging van zijn functie en in een later stadium ook van zijn standplaats heeft ondervonden. Daarbij is ondermeer een netto vergoeding afgesproken. Als gevolg van een wijziging van de fiscale regelgeving verkrijgt de overheidswerkgever bij de toepassing van het bruto-netto traject een voordeel. Dit voordeel wenst de ambtenaar ook te krijgen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de ambtenaar geen financieel nadeel ondervindt en het fiscale voordeel komt toe aan de overheidswerkgever.